donderdag 8 januari 2009

Van de generatie die niet meer schrijft

Mijn zoon vindt e-mail ouderwets. 'Je hebt mij toch niet weer een e-mail gestuurd, hè, papa,' kreunt hij verveeld, als ik dat gedaan heb. Mijn zoon chat. Hij correspondeert bij voorkeur via MSN Messenger. Dat gaat lekker snel. Dat is wat ook zijn vrienden doen. De generatie van mijn zoon, die nu veertien is, heeft besloten dat e-mail iets is voor ouderwetse mensen, zoals zijn vader. Ha.

Dat geeft te denken. Van de generatie schrijvers voor ons kunnen we nu nog manuscripten naar de veiling brengen of voor veel geld wegkapen bij het antiquariaat. Bij de huidige generatie schrijvers ligt dat al een stuk lastiger. Die produceren Word-documenten, geen autografen. Die schrijvers corresponderen, een enkele uitzondering daargelaten, allemaal via e-mail. Ook met elkaar.

Uit ervaring weet ik dat die schrijvers van de weeromstuit al een stuk slordiger spellen in die elektronische berichten van ze. En dat ze zelfs al lang niet meer zo Bijbelvast formuleren als wanneer ze de pen ter hand zouden nemen. Je kunt er gif op innemen: uit die vermicelli van e-mails komen geen epistolaire meesterwerken meer voort. Of die zouden dan toch eerst met engelengeduld gefatsoeneerd moeten worden door kommaneukers van de oude stempel die via een heringevoerde slavenwet zijn gerekruteerd.

Verrassende vaststelling: de generatie van mijn zoon is de eerste generatie die straks zonder schriftelijke nalatenschap de pijp uit gaat. Dat jonge grut produceert geen manuscripten en nu dus zelfs geen schriftelijke documenten meer. Want het peinst er niet over om een pen in de hand te nemen. En nu e-mailt het zelfs niet meer. Want het chat. En van die chatberichten wordt niet automatisch een log aangemaakt. Is de chatsessie over, dan verdwijnt ook de geproduceerde tekst. Tekst? Chatten is telefoneren zonder telefoon.

De zegeningen van e-mail. E-mail leek mij begin 1995 , toen ik mijn eerste e-mail account verwierf, een zegening van een eindeloze rekkelijkheid en vruchtbaarheid. Vandaag kijk ik daar zelf ook een ietsje anders tegenaan. Gisteren ben ik na lang dralen en met een intens vermoeid gevoel over RSI in mijn rechterarm met euvele moed begonnen aan het schoonmaken van mijn Postvak In. Daarin stonden toen meer dan 7.500 berichten. Die hadden zich daarin opgestapeld sinds vorig najaar. Dat leidt tot de conclusie dat ik per jaar vermoedelijk een ronduit bespottelijk te noemen hoeveelheid van ergens tussen de 15.000 tot 20.000 e-mails ontvang.

Mijn schoonmaakactiviteiten heb ik vrij zorgvuldig bijgehouden. Om half vier ben ik met de spring e-mail cleaning begonnen. Om half zeven was ik daar mee klaar. In totaal 5.484 berichten heb ik weggesleept naar het vak 'Verwijderde items'. Die digitale guillotine heeft er 3 minuten en 35 seconden over gedaan om de veroordeelden definitief van het leven te beroven. Alle andere berichten zijn, op 42 revolutionairen na, naar speciale departementen overgeheveld. Daar rusten zij in peis en vree, in de hoop dat ik ze daar ooit, mede dankzij de hulp van 'Google Desktop', die gelukzalige worm, zal terugvinden, if need be. Soms bewaar je wat. Het kan nog van pas komen. Je moet de grootmoeder in je zelf niet helemaal de das omwringen.

Intussen is mijn Postvak In weer danig aan het aansterken. Die 42 knulletjes van gisteren hebben zich op dit moment alweer in aantal verdubbeld. Ik krijg een iets-van-de-draak-met-de-dubbele-kop-gevoel. Van die 84 stukken 'vonkpost', zoals mijn vriend Brecht e-mail noemt, moet ik er nog maar 3 bekijken. Correctie, het zijn er alweer 86, waar ik er nog maar 5 van moet bekijken. Maar nog heb ik er geen gewoonte van gemaakt om die elektronische snelheidsduivels meteen uit de weg te ruimen nadat ik ze bekeken heb. Die gewoonte wil ik er bij mezelf in stampen. Wat niet van blijvend nut is, moet weg. Meteen weg. Definitief weg. Anders blijft dat Postvak In een nooit meer te beheersen ellende.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten