zaterdag 10 januari 2009

Warme broodjes

Ik was om amoureuze redenen in Amsterdam neergestreken. Op de eerste zondagochtend die mijn geliefde en ik samen in haar huis doorbrachten, zou ik mij niet kleinzerig voordoen. Ik zou de broodjes halen. Het was weliswaar haar huis, het was ook haar stad. Het was zelfs haar land. Maar zij, de liefde van mijn leven, zou mij niet uit bed moeten blaffen. Ridderlijk zou ik mij uit haar armen bevrijden. Rozenvingerig zou ik haar in haar sponde achterlaten ten einde voor ons beiden verse broodjes te halen. Dat zou ik. Het bed zou warm zijn, de kamer koud. De kleren waar ik mijn lichaam in zou hijsen, zouden klam aanvoelen. Buiten mocht het regenen. Buiten mocht het koud zijn. Maar ik zou de broodjes halen. Oh ergernis.

Bij ons om de hoek zat een goede bakker. Tot mijn verbazing bleek die bakker dicht! Duidelijk een zieke bakker. Of een zieke bakker zonder personeel. Misschien wel een dooie bakker. Dat kon ook nog. Geen enkel probleem. Bij ons in de buurt zaten wel meer bakkers. Zo snel was ik niet van mijn à propos te krijgen. Tot mijn ontzetting echter bleek dat al die andere bakkers bij ons in de buurt ook gesloten waren. Dat was merkwaardig. Die bakkers konden toch niet allemaal tegelijk ziek zijn of dood? Was ik te vroeg opgestaan? Hadden de bakkers van Amsterdam zich massaal verslapen? Deal: als de bakkers in onze wijk op zondagochtend geen geld wilden verdienen, dan hoefden ze niet perse elders in de stad ook achterlijk te zijn. Terwijl ik vreesde dat mijn geliefde steeds minder redenen had om mij trouw te blijven, verliet ik het leproze deel van de stad waar zij woonde en vervolgde mijn door niets of niemand te stuiten speurtocht door de rest van de stad op zoek naar vers brood.

Maar waar ik ook zocht overal bleken de bakkers van Amsterdam die zondagochtend besmet met een luiheid waarvan de omvang nauwelijks te beschrijven was. Verbaasd, om niet te zeggen, compleet van streek over de houding van het hoofdstedelijke bakkersgilde plofte ik ten langen leste uitgeput bij mijn geliefde terug in bed; mij uitgebreid verontschuldigend voor een raadsel waarvan ik de proporties en contouren met de beste wil van de wereld niet kon bevatten, laat staan verklaren. Eén bakker dicht, dat kon ik aan. Maar alle bakkers dicht en dan nog wel op een gewone zondagochtend in een stad die in de hele wereld bekend staat voor zijn vrije moraal? Er waren grenzen aan mijn bevattingsvermogen. En het ergste moest nog komen. Want het wilde dat allereerste weekend dat ik bij mijn geliefde was blijven slapen nog lang niet dagen dat dit incident zich niet zou beperken tot een eenmalig vergrijp.

Ook de week daarop zou ik mij op zondagochtend met Vlaamse onverzettelijkheid in mijn klamme kleren hijsen om opnieuw op zoek te gaan naar verse pistoletjes, croissants, brioches, boterkoeken, sandwiches, mattentaartjes, meringues en eclairs. Het maakte steeds minder uit, als het maar vers was en een heel klein beetje op brood geleek. De eerste fase van het rouwproces is de ontkenning. Het duurde nog weken voordat ik durfde in te zien dat het bakkerscomplot zich werkelijk elke zondag voltrok. Daarna moest ik mij nog leren neerleggen bij dat feit. Dat zou nog maanden duren. Mijn geliefde deed intussen nergens moeilijk over. Zij was het al jaren gewoon. Zij zou mij trouw blijven. Mij viel het zwaar te moede. Vrienden die ik er op aansprak, keken mij met grote ogen aan. In heel Nederland was op zondag nog nooit een bakker open geweest. Intussen zijn er meer dan vijftien lange jaren verstreken. Zo lang al is het geleden dat ik mij heb neergelegd bij de broodloze zondagen in de stad waar ik woon. Aan mijn leven is in al die jaren niet veel veranderd. Ook Amsterdam lijkt nauwelijks veranderd te zijn. Al kun je in sommige supermarkten op zondag vers brood kopen. Nog steeds niet bij de bakker. Die is en blijft in Amsterdam op zondag gesloten. Alleen mijn geliefde leeft niet meer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten