donderdag 12 maart 2009

Over Boudewijn Büch dankzij Connie Palmen

Het is geen slechte zaak om bij tijd en wijle bij je eigen gedrag te blijven stilstaan. Ben ik nog wel zinnig bezig? Vergaloppeer ik mij niet? Knip ik mijn wenkbrauwen wel op tijd bij? Pest ik wel voldoende mensen terug? Kan ik mijn hoofdredacteur nog meer geld aftroggelen?

Enfin, ik kwam erachter – zie vorige blog – dat ik biblioseksueel was.

Boudewijn Büch was dat ook. En wel in extreme mate. Als modeste verzamelaars van boeken, zoals ikzelf, zo nu en dan een kleine rimpeling van genoegen, een beginnetje van een golfje van satisfactie veroorzaakten in het antiquariaat, waar ik en mijn collega’s biblioseksuelen onze aankopen deden, dan veroorzaakte Boudewijn Büch een tsunami van geilheid onder de antiquaren. Ze moeten dol geweest zijn op hem.

Büch kocht zich helemaal suf. Büch deed ook alles om alles te kunnen kopen. Hij verkocht zijn ziel, maar vooral ook zijn persoonlijke waardigheid door deel te nemen aan de meest stompzinnige reclamecampagnes die ooit op televisie zijn uitgezonden (Lassie). Kwestie van daarmee zoveel mogelijk geld te verdienen. Kwestie van dat geld zo snel mogelijk ook weer uit te kunnen geven aan de meest exclusieve boeken.

Voor de antiquaren van Nederland en ver daarbuiten was Büch de gedroomde klant.

Rudie Kagie heeft in 2004 een interessant boek gepubliceerd over de Brigitte Bardot van de Nederlandse bibliofilie. Dat boek ontmaskert B.B. als een pathologische leugenaar. Büch beweerde bij leven en welzijn dat hij drie academische titels had, terwijl hij in werkelijkheid de mulo bezocht. Hij loog bij elkaar dat hij een kind had dat was doodgegaan, terwijl hij van geen enkel ooit de biologische vader is geweest.

Boudewijn Büch was een eenzame man. En deze man werd steeds eenzamer. Tegelijkertijd ging deze man steeds meer boeken verzamelen. Vrienden van hem, die zijn leugens dreigden te ontmaskeren, stootte hij van zich af. Die vrienden waren niet langer zijn vrienden. Hij zou ze eindeloos blijven sarren en zwart maken. Steeds meer leugens, steeds meer boeken, steeds minder vrienden.

In 2004 publiceerde Connie Palmen ‘Een kleine filosofie van de moord’.

Dat boek gaat onder meer over fanatici. ‘Het woord fan is een afkorting van fanatiek en fanatisme staat in het woordenboek beschreven als een felle, hartstochtelijke, blinde, dwepende ijver voor iets, voor een geloof of idee, gepaard met onverdraagzaamheid jegens andersdenkenden.’

Wat mij ongelofelijk aan B.B. deed denken, is volgende passage uit het boek van Palmen:

Palmen heeft het over vrouwen die lijden aan anorexia nervosa. ‘Met haar obsessieve, gereguleerde, starre gedrag houdt ze de ruimte bezet die ingenomen zou kunnen worden door zelfonderzoek. Dat is de winst van ieder fanatisme, in de topsport, in het nastreven van een ideaal, in het fundamentalisme, in de obsessie van de complete verzameling, in de fixatie van de fan.’

Het was ineens duidelijk. B.B. was de biblioseksuele variant van de anorectische vrouw.

Mijn hemel, wat was ik blij dat ik jaren eerder een rem had gezet op mijn obsessieve, materialistisch hang naar boekenbezit. Ik was weer aan lezen toe. Leve het lezen. Laat het bezit maar aan de kortzichtigen van geest. Ik was bevrijd. Eindelijk. En ik had inzicht verworven, anders had ik mij ook nooit kunnen bevrijden van mijn obsessie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten